Blog

Nieuwjaarsreceptie 2018 druk bezocht!

Dit jaar 2018 was de Nieuwjaarsreceptie weer in Zaal Vianden. In een druk bezochte bijeenkomst vonden weer de traditionele zaken plaats, die in een koor zoals het onze toch zeer bijzonder zijn. Zo was daar de voorzitter van de KNZV – Zuid Nederland, de heer Frans Verhallen, aanwezig om 2 koorleden te eren, Pedro Kneepkens en Jan van Noort die resp. hun 25 en 50 jarig lidmaatschap van BM vierden.

Onze voorzitter, Teun Giljamse, gaf aan dat hij na ruim 4 jaar voorzitterschap, het stokje moet gaan neerleggen. Het was zijn laatste toespraak bij een Nieuwjaarsreceptie van ons koor, hier en daar werd een traantje weggepinkt. Want wij verliezen een groot voorzitter in Teun.

Na de installatie van een nieuw koorlid, Hans de Jong, en een nieuw bestuurslid, Cyriel Barbé, werd bekend gemaakt wie de “Zanger van het Jaar” is geworden. Elk jaar kiezen wij een van de koorleden als “Zanger van het Jaar”. Dat is een koorlid die vanwege bijzondere verdiensten eens extra in het zonnetje wordt gezet. Zijn naam wordt toegevoegd aan de rij naamschildjes “Zangers van het Jaar”, die in onze repetitieruimte hangt. Dit jaar is dat Simon Keep. Hij zet zich op een bijzondere wijze in voor ons koor. Hij heeft onder andere de jubileum-DVD samengesteld. De promotie-video, die ook op deze site (Home-page) te vinden is, is ook van zijn hand. En dit zijn maar enkele aspecten van zijn jarenlange inzet, naast het gewone koorzanger zijn.

Daarna werd een klein concert gegeven. De nummers die we zongen waren nog niet erg bekend bij onze partners, vrienden. We oogstten veel succes.

Na het officiële deel was er nog volop tijd om weer eens bij te kletsen, een drankje te nuttigen en een heerlijk hapje te nuttigen. In een zeer gezellige en amicale sfeer verliep de middag en keerde eenieder huiswaarts.
Fons Dickens

Hieronder de toespraak van Teun.

Breda, Zaal Vianden, Nieuwjaarsreceptie 2018-01-14.

Dames en heren, van harte welkom op onze nieuwjaarsreceptie 2018.

De eerste maand van het jaar is al weer halverwege en dus is het de hoogste tijd dat we elkaar ter gelegenheid van de start van ons 154e verenigingsjaar de hand schudden. Zoals gebruikelijk hebben we een licht muzikaal programma en staan we wat uitgebreider stil bij een aantal individuen, ter installatie als nieuw lid of op een andere manier. Voordat we dat doen wil ik me kort tot jullie richten omdat dit de laatste bijeenkomst is waarin ik het woord vanaf deze plek tot jullie richt. En ik maak graag gebruik van dit moment om terug te blikken op vier jaren bijdragen aan het bestuur van deze prachtige vereniging.

Er was eens… Er waren eens vier mannen die gingen op reis, omdat dat was wat ze allemaal zo graag deden. Reizen met z’n vieren naar mooie plekken om inspiratie op te doen, contact met anderen te maken en zichzelf te spiegelen in het water van een andere kleur dan ze gewend waren. De vier hadden allemaal een bijnaam gekregen van elkaar.

De een werd ‘de veldheer’ genoemd. Hij was recht voor zijn raap, had altijd een doel voor ogen en was niet mis te verstaan over de manier waarop hij dat doel wilde behalen. Het was er ook meestal maar 1 tegelijk. Dat was makkelijk, want dat doel had dan ook alle aandacht. Andere dingen wekten zijn interesse wel, maar dat kwam later. Eerst dit. Hij leek wel eens een beetje haast te hebben en vergat daarbij wel eens te luisteren. Maar hij regelde zijn zaken wel. Van begin tot eind, want hij had de touwtjes strak in handen. Hij bestuurde zo bijvoorbeeld altijd de bus. En als een ander even achter het stuur kroop, omdat de veldheer moe was, duurde dat meestal maar precies zo lang als de rijtijdenwet voorschreef. Meestal kwam het zover niet, omdat de veldheer de pauzes zo bepaalde, dat hij zelf het stuur in handen kon houden na een precies voldoende pauzetijd op een door hem bepaalde rustplaats. Dan wist hij tenminste zeker dat ze op tijd aankwamen. Anders was er geen beginnen aan, want dan werd de reis een zwerftocht en daar hield hij niet van.

De tweede noemden ze ‘de romanticus’. Hij was een vat vol ideeën. Soms leek het alsof hij over een andere wereld sprak, zo optimistisch kon hij zijn beelden schetsen over een nieuwe bestemming. Hij liet je niet los totdat je er blijk van had gegeven deelgenoot te willen zijn van zijn vindingrijkheid. ‘Vertel nog eens, want jij kunt het zo mooi brengen’, vroegen de andere drie hem wel eens. En dat vond hij heel fijn als ze hem dat vroegen. Niet uit ijdelheid, maar omdat hij zo graag samen met de andere drie tot grootse dingen kwam. Hij schuwde het initiatief nooit en verlegde graag de grenzen van het viertal aan de hand van zijn dromen. Dat lukte niet altijd, omdat de andere drie hem soms gewoon niet begrepen. Dan konden ze slechts uitbrengen dat ze er nog even over moesten denken en dan was het voor de romanticus al niet meer zo leuk. Dan zat hij een paar dagen in zak en as. Dan kreeg meestal 1 van de andere drie een knauw en als die dan even een biertje met de romanticus dronk, was de laatste direct opgeknapt. Sterker, hij kwam met drie nieuwe ideeën uit de kroeg en greep die aan als zijn nieuwe project.

De derde noemden ze ‘de medicijnman’. Hij was een wijze man met een Engelengeduld. Meestal hoorde je hem niet als de vier bij elkaar zaten. En toch hadden de andere drie diep respect voor hem. Hij was een man met invloed. Een stabiliserende invloed. En het gekke was, dat hij die had zonder veel te zeggen. Hij kon in alle rust, liefst niet in groot gezelschap, vragen aan je stellen waarvan je dacht: ‘Sjee… die heeft er wel over nagedacht…’ De medicijnman voelde zich het prettigst als er niet te veel tumult was. Hij had eigenlijk een pesthekel aan drukke bijeenkomsten, waarin de veldheer en de romanticus over elkaar heen buitelden over hun ideeën en nieuwe doelen. Maar dat zei hij meestal niet. Hij bedacht het zich meestal de volgende dag pas, als hij rustig met zijn vrouw aan de ontbijttafel zat. De medicijnman hechtte grote waarde aan ‘de vier’, omdat ze al jaren bij elkaar waren en elkaar goed kenden en vertrouwden. Hij was zorgzaam, wist precies wat de andere drie bezighield en werd daarom ook graag geraadpleegd voor wijze raad, hoewel de andere drie niet van elkaar wisten dat ze dat allemaal deden bij de medicijnman. Dat vond de laatste ook helemaal niet boeiend, want hij hechtte meer aan het individueel contact dan aan het feit dat alles maar gedeeld moet worden. Dat leidt altijd zo af…

De vierde was ‘de wijsgeer’. Hij had net als de medicijnman veel geduld. Alleen dan niet specifiek met mensen, maar met dingen. Hij toetste de plannen van de andere drie op haalbaarheid. Hij zorgde ook altijd voor de bepakkingslijst als ze op pad gingen, had de landkaart bij zich, had nagedacht over de voorraad proviand voor onderweg, want de romanticus dacht altijd wel een café te zullen vinden, dat soms inmiddels gesloten was. Kijk. Van dat soort verrassingen was de wijsgeer dus niet gediend. De wijsgeer voorkwam liever het gedoe dan er met kunst- en vliegwerk doorheen te moeten als het voor je voeten lag. De echte verrassing zat hem voor de wijsgeer in ‘je ontwikkelen als viertal’. Door mooie reizen aan te gaan naar plaatsen die tot de verbeelding spraken. Om hun schoonheid, om hun kwaliteit, waarvan ze alle vier konden leren. De wijsgeer keek regelmatig achterom. En dan vertelde hij de anderen aan de hand van zijn foutloze overzichten en lijstjes van alle reizen die ze al hadden gemaakt. En hoe deze reis daar zo’n waardevol hoofdstuk aan toevoegde. Hij had ook altijd de noodnummers bij de hand. En dat was al een paar keer van pas gekomen. Veiligheid had hij hoog in het vaandel. Al vonden de andere drie dat wel eens wat overdreven. Maakte hem niet uit, want hij had er baat bij om zich vooraf al zeker te voelen van de goede afloop. Daar begreep vooral de romanticus he-le-maal niets van…

De vier hadden zich tot doel gesteld om naar Tjsechoslowegypte te gaan. Aan de andere kant van de grote zee. Want aan de overkant was het leven onbekend. Dus gingen ze er kijken. Aan de overkant zouden vast meer mannen wonen, met wie ze vriendschap zouden kunnen sluiten. En aan de overkant spraken ze misschien wel een andere taal, waarvan de vier konden leren.

Op de dag van vertrek bleek dat de romanticus vergeten was om de reservering van het hotel te bevestigen. Daardoor was de beschikbaarheid van de kamers komen te vervallen. ‘Had mij dat even laten doen’, merkte de veldheer op. Jaja, ik had je nummer even niet bij de hand en eigenlijk had ik nog een optie op een beter hotel in mijn achterhoofd, verontschuldigde de romanticus zich. Waarmee hij aangaf dat hij eigenlijk geen fout had gemaakt, maar een nog mooiere plek aan het regelen was voor de groep…

Gelukkig reisden ze in het laagseizoen en aan het einde van de eerste reisdag reden ze langs een prachtig hotel dat wit parelde langs de kustlijn. ‘Vandaag geopend; we verwelkomen onze eerste vier gasten met een gratis diner. Wie het eerst komt, wie het eerst maalt…’ stond er op een bord in de berm. Ze stopten en konden direct aan tafel. De kamers waren keurig. De wijsgeer maakte zich nog wel druk om het chemische luchtje dat aan de matrassen zat, die konden beter nog een dagje luchten. Maar goed, ze moesten ook aan hun nachtrust komen dus hij hoopte maar dat hij in slaap zou vallen. Hoewel hij er niet helemaal gerust op was. Ze gingen gauw aan tafel en de romanticus kon het niet nalaten om met opgekrulde snor van pret op te merken hoe fantastisch het toch is om het leven op deze manier met zijn vieren te proeven en dat het toch altijd goed komt…

Op dag twee stonden ze vroeg op voor het ontbijt. De veldheer had eerst een rondje gewandeld en zat al aan zijn eitje toen de andere drie de eetzaal binnenkwamen. ‘Mannen, we gaan over een half uur, dus dooreten,’ sprak hij zijn reisgenoten toe in een mix van opgewekte ochtendenergie en een beetje druk. Ik heb de kaart bekeken en als we om vier uur aan willen komen, hebben we precies drie stops te maken. Bij de eerste stop is er geen faciliteit, dus smeer drie boterhammen. Ik heb koffie geregeld voor ons allemaal. Ik ga zo de auto ophalen, dus koffers over 15 minuten klaar bij de receptie, dan laad ik ze alvast in… Hij spoelde zijn boterham weg met een laatste slok sap, stond op en beende in de richting van zijn plan van aanpak. Met zijn bril nog in de poetsende zakdoek zakte de wijsgeer in zijn stoel, zich realiserend dat zijn ogen wat prikten. Zou dat van de korte nacht komen, of toch van de te nieuwe matrassen..? De romanticus maalde niet om het strakke plan waarin hij ineens geduwd werd. Hij had zojuist een boerenomelet besteld en of dat nou op tijd werd geserveerd of niet, dat zou wel blijken. Hij vond het al lang best dat hij zelf zijn koffer niet hoefde in te laden. En als de veldheer de auto bestuurde, kon hij lekker naar buiten kijken. De reis was immers al begonnen bij Hazeldonk. Bovendien was hij nog verrukt van het geslaagde toeval van dit prachtige nieuwe hotel. De reis verliep vlekkeloos en ‘s avonds kwamen ze aan bij hun hotel in Tsjechoslowegypte.

De wijsgeer had het laatste uur van de reis onophoudelijk zitten bladeren in de reisgids, die hij overigens zelf had gemaakt en stapte als eerste uit voor hun hotel op het grote plein. Hij vertelde de andere drie per windrichting welke gebouwen ze zagen, wat de functie ervan was en uit welk materiaal de gevel was opgetrokken. De veldheer luisterde niet echt, maar stelde wel vast dat ze op tijd waren aangekomen en dat het daardoor nog mooi even licht was dus dat er tijd was voor een wandelingetje na de lange reis. De medicijnman had even tijd nodig om zich de nieuwe indrukken eigen te maken. Ze besloten eerst maar eens een wandeling te maken. De reisgids ging in de rugzak, ze struinden een park in en gingen na een tijdje onder een boom aan een picknicktafel zitten. De medicijnman bleek voor allen een klein cadeautje te hebben meegenomen. Een boekje met levenswijsheden. In de omslag had hij voor elk van zijn vrienden een persoonlijke boodschap opgeschreven. Over de vriendschap die ze al die jaren al delen en hoeveel hem dat waard was. Geïllustreerd met een paar persoonlijke woorden waarvan de inhoud niet om te delen was, maar wel raak. Hij keek uit zijn ooghoeken naar de veldheer, die een beetje ongemakkelijk stond te blozen en te brommen. ‘Je hebt nogal je best gedaan met al die boekjes’. Hij moest even zijn neus snuiten en met zijn grote zakdoek kon hij meteen een traan wegvegen, waarvan hij geen idee had waar die nou toch vandaan kwam. Zullen de pollen wel zijn. De wijsgeer vond het een prachtig cadeau, want het paste in een serie boekjes waar hij er al een paar van had. En die tekst op de flap sprak hem wel aan. De spreuk over hem was een oude Joodse tekst die hij herkende. De romanticus pakte zijn vriend de medicijnman stevig vast. Die schrok daar een beetje van en klungelde zijn onhandige armen om de schouders van de romanticus heen om snel weer los te laten. En zo zaten ze daar, op het bankje. De zon zakte en ze gingen op zoek naar hun hotel. Even opfrissen en dan de eerste stadswandeling. Op hun kamer stonden ze alle vier een moment voor de spiegel. Ze keken zichzelf in de ogen en waren ervan overtuigd dat het weer een mooie reis aan het worden was.